Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, Alidius Warmoldus Lambertus
Begrippenlijsten
Term | Definitie |
---|---|
Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, Alidius Warmoldus Lambertus | Van Starkenborgch werd op 7 maart 1888 in Groningen geboren als zoon van jonkheer Edzard Tjarda van Starkenborgh en jonkvrouw Christine Jacobus Quintus. Van Starkenborgh doorliep het gymnasium te Groningen en volgde aan de universiteit Groningen de studie rechten, die hij in 1911 afsloot met een promotie. Na korte tijd op een advocatenkantoor werkzaam te zijn geweest, besloot hij zich op de diplomatieke dienst voor te bereiden. Hij trouwde op 16 november 1915 met Christine Marburg. Uit dit huwelijk werden twee dochters geboren. Hij verbleef als diplomaat in diverse hoofdsteden. Hij vervulde posten in Washington, Parijs, Berlijn en Brussel. In 1925 keerde hij naar Nederland terug om zijn vader op te volgen als commissaris der Koningin in de provincie Groningen. Van Starkenborgh ontpopte zich als een conservatief en tamelijk autocratisch ingesteld politicus. Hij verbond zelfvertrouwen aan een technische instelling. Hij voldeed hiermee aan de wensen van het derde kabinet Colijn. Deze zocht een opvolger voor de conservatieve landvoogd De Jonge. Op 16 september 1936 aanvaardde Van Starkenborg de benoeming tot gouverneur-generaal van Nederlands-Indië (het K.B. was van 4 juni 1936). De hiervoor gebruikelijke ambtstermijn van vijfjaar werd als gevolg van de Tweede Wereldoorlog overschreden tot medio oktober 1945. Van Starkenborgh had in Japanse gevangenschap gezeten en keerde naar Nederland terug. Hij zag van hervatting van de landvoogdij af wegens een politiek meningsverschil met de minister van Overzeese Gebiedsdelen, J.H.A. Logemann. Bij K.B. van 17 oktober 1945 werd Van Starkenborgh met dankbetuiging voor de vele en gewichtige diensten door hem onder weergaloos moeilijke omstandigheden aan den Lande bewezen' ontslagen. In de uitoefening van de landvoogdij heeft Van Starkenborgh zich een overtuigd voorstander betoond van de emancipatiegedachte die sinds het begin van de twintigste eeuw het leidende beginsel was van de Nederlandse koloniale politiek. Deze hield in dat het moederland de plicht had de koloniën op te voeden tot zelfstandigheid. Onder zijn bewind is op de weg naar meer zelfstandigheid belangrijke voortgang geboekt. Begunstigd door een verbetering sinds 1935 van de conjunctuur na de economische crisis heeft hij op maatschappelijk en economisch, evenals op cultureel en politiek gebied aan de modernisering van de Indische samenleving veel bijgedragen. In het oog springen de bevordering van de transmigratie van Javanen naar de buitengewesten, van de industrialisatie en van de voedsellandbouw, naast andere maatregelen ter verhoging van de economische weerbaarheid van de Indonesische bevolking. Op het gebied van het onderwijs kwam een grote uitbreiding van het volksonderwijs tot stand, werd het hoger onderwijs in 1940 uitgebreid met een faculteit der letteren en werd in 1938 een bestuursacademie opgericht. Voortgaande decentralisatie en democratisering van het bestuur vonden plaats door verdere ontvoogding van het inheems bestuur en de instelling vooral in de buitengewesten van nieuwe, met zoveel mogelijk gekozen raden uitgeruste autonome gemeenschappen. De verstandhouding met de Volksraad, die in de voorafgaande jaren van ongekende bezuiniging was verslechterd, is onder het bewind van Van Starkenborgh, die er steeds op bedacht was dit college in zijn volle waarde te laten, belangrijk verbeterd. Zijn houding en beleid ten aanzien van het Indonesisch nationalisme werden beheerst door de overweging dat deze beweging niet was doorgedrongen tot brede lagen van de bevolking. Via een politiek van geleidelijke emancipatie en het doorvoeren van staatkundige hervormingen aan de basis zou het koloniaal bestel op de goede weg zitten. Toch waren er verscheidene waarnemers die waarschuwden dat een conflict tussen het koloniaal bestuur en de meer radicale nationalisten zou kunnen leiden tot een massale aanhang van de nationalisten. Hij koesterde het toekomstbeeld van een multiraciale samenleving in een zelfstandig Indonesië. De invoering van staatkundige hervormingen, zolang het Nederlandse volk vanwege de Duitse bezetting niet in staat was zich hierover uit te spreken, wees hij af. In de nacht van 7 op 8 december 1941 vond de Japanse verrassingsaanval op Pearl Harbor plaats. Tijdens deze aanval werd de voor Nederlands-Indië zo belangrijke Pacific vloot uitgeschakeld. Na deze verrassingsaanval verklaarde Van Starkenborgh in een radiorede de oorlog aan Japan, nog voor de Nederlandse regering in Londen dit had kunnen doen. Zijn besluit om vóór de overgave niet uit Nederlands-Indië uit te wijken, maar om met zijn gezin het lot van de Indische gemeenschap te delen - hij werd eerst gevangen gezet op Formosa en later in Mandsjoerije - en zijn waardige houding bij de capitulatie op 9 maart 1942 dwongen in Indonesië respect af en droegen bij tot het hoge aanzien dat hij later in Nederland genoot. Na de oorlog kwam er een einde aan zijn landvoogdij. Hij verschilde van mening over de betekenis en het gewicht dat aan het Indonesisch nationalisme moest worden toegekend, met minister van overzeese gebiedsdelen Logemann. Hij keerde terug naar Nederland en verrichtte nog enkele diplomatieke functies. Begin 1946 werd Van Starkenborgh benoemd tot ambassadeur te Parijs. Hij trad 1 juli 1950 opnieuw in 's lands dienst als permanent vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken bij de Noord-Atlantische Raad te Londen en leidde van maart 1952 tot medio 1956 de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging bij de NAVO te Parijs. Hij overleed op 16 augustus 1978 in Wassenaar. Hij was de laatste drager van de titel gouveneur-generaal van Nederlands-Indië. Bronnen Vernoemingen in Indische buurten (aantal keren)
Hits - 1044
Synoniemen:
Tjarda van Starkenborgh Stachouwer |