Douwes Dekker

Zoeken naar begrippen

Begrippenlijsten

Term Definitie
Douwes Dekker

Eduard Douwes Dekker werd geboren in de Korsjespoortsteeg (tegenwoordig nummer 20) in Amsterdam als vierde van vijf kinderen van een doopsgezinde familie: de andere kinderen waren Catharina (1809-1849), Pieter Engel (1812-1861), Jan (1816-1864), en Willem (1823-1840). Zijn vader, Engel Douwes Dekker, was een scheepskapitein afkomstig uit de Zaanstreek. Hij bezocht de Latijnse school aan het Singel, een voorloper van het huidige Barlaeus Gymnasium. Na twee of drie jaar verliet hij de Latijnse school zonder diploma, waarna hij enige tijd als jongste bediende in een textielzaak werkte. In 1838 reisde hij aan boord van het schip waar zijn vader het gezag over voerde naar Nederlands-Indië, waar ze in 1839 aankwamen in de hoofdplaats Batavia. Aldaar trad hij in dienst van het Nederlands Bestuur als commies van de Algemene Rekenkamer. In de daaropvolgende jaren maakte hij gestaag promotie als bestuursambtenaar, al beviel het financiële werk hem maar matig. Batavia, waar hij de eerste anderhalf jaar – los van het Nederlandse, kleinburgerlijke milieu – een vrolijk en afwisselend leven leidde, begon hem steeds meer tegen te staan. Omdat hij bovendien (speel)schulden had gemaakt, solliciteerde hij bij de gouverneur-generaal naar een post in een buitengewest.

Bestuursambtenaar in Nederlands-Indië
Douwes Dekker werd op 12 oktober 1842 benoemd tot controleur van het roerige district Natal aan de westkust van Sumatra. Onder Douwes Dekkers controleurschap bleek hier echter een kastekort, waarover hij een ernstige berisping kreeg van de gouverneur van Sumatra's Westkust, generaal Michiels. Het leverde hem het etiket "eerloos" op, waardoor Douwes Dekker zich bijzonder gegriefd voelde. Toen hij wegens het tekort te Natal door Michiels tijdelijk was geschorst, en naar eigen zeggen zelfs honger leed, schreef hij, om zich te revancheren, het toneelstuk De eerloze, later uitgegeven als De bruid daarboven. Tooneelspel in vijf bedrijven.

Het staat niet vast dat Douwes Dekker voor het kastekort te Natal wel geheel verantwoordelijk was; door zijn bemoeienis met plaatselijke conflicten had hij nauwelijks tijd om zich met de financiën bezig te houden. Het tekort dateerde al van voor Douwes Dekkers komst, en was volgens de Max Havelaar, waarin deze episode uitgebreid beschreven wordt, ontstaan doordat gelden voor troepenzendingen naar het binnenland niet waren geadministreerd. Maar Douwes Dekker had zijn hoofd duidelijk niet bij de administratie en reageerde bovendien koppig en gepikeerd als hij aangesproken werd op fouten. Gewestelijk secretaris Van de Ven, die het bestuur overnam van de geschorste Douwes Dekker, schreef aan de gouverneur dat deze achter was met alle stukken, fouten maakte, voorschriften veronachtzaamde, en niet op klachten reageerde.

Tot de ergernis van zijn collega's droeg bij dat Douwes Dekker, naast zijn onnauwkeurigheden en zijn verontschuldiging dat hij voor de administratie 'minder geschiktheid bezat', zich ook niet hield aan de ongeschreven regels van de plaatselijke ambtenarij. Deze hielden onder meer in dat de koeliebonnen voor zout- en geldtransporten maar voor vier gulden werden geadministreerd, de dragers deden het echter nooit voor minder dan acht. Gewoonte was om een paar dragers meer op de lijst te zetten dan er waren geweest. Maar in dit soort zaken bleef Douwes Dekker principieel tegen 'knoeierijen', en administreerde hij koppig acht gulden per drager.

Door zijn administratieve achterstanden én het tekort werd zijn schorsing in Natal nu definitief; de geharde generaal Michiels, die de vele opstanden op West-Sumatra met succes had neergeslagen, werd later door de Algemene Rekenkamer te Batavia in het ongelijk gesteld. Maar Douwes Dekker was als jong bestuursambtenaar de strijd met hem aangegaan, en moest daarom het veld ruimen. Nadat hij het tekort uit eigen middelen had aangevuld, werd hij op wachtgeld gezet en naar Java overgeplaatst.

Eerste huwelijk
Terug op Java trouwde Douwes Dekker op 10 april 1846 met Tine van Wijnbergen (eigenlijk Everdina Huberta barones van Wijnbergen). Uit dit huwelijk zouden twee kinderen geboren worden: zoon Edu in 1854 en dochter Nonni in 1857. Met Edu bleef de verhouding zijn leven lang moeilijk. Dat hij naast zijn vrouw ook andere vrouwen meer dan aardig vond, was voor Tine een zware beproeving, vooral na hun terugkeer naar Nederland en het begin van zijn literaire carrière.

Na functies in 's lands dienst te Karawang en Purworedjo, waar hij in ondergeschikte posities werkte, werd Douwes Dekker in 1848 benoemd tot secretaris van de residentie Manado op het eiland Celebes, waarmee hij volledig herstel van zijn ambtelijke carrière genoot. Uit zijn tijd in Manado is verder een toespraak tot de inlandse hoofden overgeleverd, die sterke gelijkenis vertoont met de beroemde toespraak uit Lebak, die de schrijver Douwes Dekker later zou verwerken in zijn Max Havelaar.

Eind 1851 beklom Douwes Dekker een nieuwe sport op de bestuurlijke ladder door zijn plaatsing te Ambon als assistent-resident, maar om gezondheidsredenen werd hem reeds na enkele maanden een langdurig verlof naar Nederland toegestaan, waar hij van 1852 tot mei 1855 verbleef. 

De zaak-Lebak
Na aankomst te Batavia eind 1855 werd Douwes Dekker benoemd tot assistent-resident van Lebak op Java, waar hij in januari 1856 zijn intrek nam in de hoofdplaats Rangkasbitung. Douwes Dekker was slecht bij kas – onder andere door zijn vrijgevigheid – maar zijn toekomst zag er op dat moment gunstig uit: hij had een goede staat van dienst en zou waarschijnlijk wel tot resident bevorderd worden. Het liep echter anders. In Lebak werd hij geconfronteerd met ernstig machtsmisbruik door de plaatselijke Indische hoofden; bovendien meende hij uit tal van aanwijzingen op te kunnen maken dat zijn voorganger Carolus (in de Havelaar Slotering genoemd) door de regent was vergiftigd, naar hij vermoedde wegens diens pogingen om wantoestanden op het spoor te komen. Op 29 maart 1856 verzocht hij om eervol ontslag, nadat zijn aanklacht tegen Karta Nata Negara, de regent van het district Lebak, die zijn bevolking meedogenloos uitzoog, door het Nederlands-Indische bestuur was afgewezen.

Douwes Dekker kon of wilde niet langer in dienst blijven van een ambtelijke top die de andere kant op keek als van de plaatselijke bevolking bijvoorbeeld buffels werden geroofd ten behoeve van de regenten, of wanneer herendiensten werden gevraagd, waardoor de akkers niet konden worden bewerkt, met als gevolg dikwijls hongersnood. Toen ook Gouverneur-Generaal Duymaer van Twist hem niet wilde ontvangen om zijn klachten aan te horen, was voor Douwes Dekker de maat vol. Tevergeefs trachtte hij op Java emplooi te vinden, onder meer op de plantage van zijn broer Jan; het jaar daarop keerde hij definitief terug naar Europa, waar hij als ambteloos burger enkele jaren alleen door onder andere Nederland, België, Duitsland en Frankrijk zwierf. In 1859 keerden ook Tine en de kinderen naar Europa terug, waardoor zijn financiële positie steeds moeilijker werd.

De Max Havelaar
In 1859 schreef Douwes Dekker, berooid in Brussel, Max Havelaar, of De koffij-veilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappij, waarin de koloniale misstanden in Nederlands-Indië op beeldende wijze beschreven werden: zo staan er meeslepende vertellingen ("Saïdja en Adinda") in over de uitwerkingen van het gezagsmisbruik op de bevolking. In de figuur van koffiemakelaar Batavus Droogstoppel verschijnt een onsterfelijke karikatuur van de Hollands-calvinistische ondernemer ten tonele, die met zijn welbegrepen en godsvruchtig eigenbelang, half-naïef en half doortrapt, het systeem van onderdrukking in stand houdt, terwijl hij er een verwrongen voorstelling op nahoudt van wat er aan de andere kant van de wereld gebeurt. Het boek bevat verder, naast interessante tafelgesprekken (waarin Douwes Dekkers periode op Sumatra wordt beschreven), letterlijke weergaven van ambtelijke stukken die Douwes Dekker verstuurde en ontving als assistent-resident van Lebak.

Laatste levensjaren
In september 1874 overleed Tine en op 1 april 1875 hertrouwde hij met Mimi Hamminck Schepel. In 1887 overleed hij op bijna 67-jarige leeftijd tijdens een astma-aanval in zijn huis te Ingelheim am Rhein.

Multatuli's faam
Hoewel zijn faam niet langer onomstreden is, is Multatuli nog steeds een van ons beroemdste schrijvers. Zijn volledige werken zijn tussen 1950 en 1955 in vijfentwintig delen uitgegeven door uitgeverij Van Oorschot. Er zijn meerdere levensschetsen over hem geschreven. W.F. Hermans, De raadselachtige Multatuli, 1976; Paul van 't Veer, Het leven van Multatuli, 1979; Hans van Staten, Multatuli. Van blanke radja tot bedelman, 1995 en Dik van der Meulen, Multatuli, 2002. De Max Havelaar is in meer dan veertig talen verschenen. In 2014 verscheen nog een Indonesische vertaling. 

In 1976 kwam een film uit van Fons Rademakers en elf jaar later in het Multatuli-jaar 1987 ging Max Havelaar de televisieserie met Jos Brink in premiere. In 2005 werd er een toneelbewerking met Thom Hoffman in de hoofdrol gemaakt.

Bronnen
-    https://nl.wikipedia.org/wiki/Eduard_Douwes_Dekker (geraadpleegd 26-4-2020)
-    Jacqueline Bal en Rick Honings, Multatuli nu in Indische Letteren, 33 jrg. nr. 1, maart 2018
-    T. J. Bezemer, Beknopte Encyclopedie van Nederlandsch-Indië, 1921, p. 138-139

Vernoemingen Douwes Dekker in straatnamen (totaal aantal 14)
-   Douwes Dekkerlaan: Bergschenhoek, Papendrecht (2)
-   Douwes Dekkerpad: Culemborg, Voorburg (2)
-   Douwes Dekkerstraat: Amsterdam, Heemskerk, Reeuwijk, Sliedrecht, Utrecht, Voorburg, Zevenaar (7)
-   Eduard Douwes Dekkerdreef: Goirle (1)
-   Eduard Douwes Dekkerhove: Nieuwegein (1)
-   Eduard Douwes Dekkerstraat: Dordrecht (1)

 

Author - Dick Rozing
Hits - 1201
Synoniemen: Multatuli